Zondagmorgen lig ik nog een beetje bij te komen van het concert, als m’n dromen opeens wreed worden verstoord door een gigantische kuitpijn. Kramp, maar dan tien keer erger. Ik snap er niets van, zo hard heb ik nou toch ook weer niet heen en weer gesprongen?
Meestal helpt het bij kramp om een beetje te lopen, dus dat besluit ik maar te gaan doen. Tenminste, dat probeer ik, want ik krijg m’n been niet gestrekt. Hoe ik het ook probeer, als ik m’n knie strek, krijg ik m’n hiel niet op de grond, en als ik m’n hiel wel op de grond zet, krijg ik m’n been niet recht.
Da’s nu nog steeds zo, ik loop erbij als een kreupel paardje. Als ik al loop, want dat gaat dus niet. Schoonmoeder T. heeft heel lief haar wandelstok aan me uitgeleend. Ik voel me nu erg bejaard, wellicht dat Cypher een paar kekke rode krukken voor me kan lenen bij de zorgwinkel.
Zodadelijk gaat de dokter een deskundige blik op m’n kuit werpen, hopelijk heeft’ie een oplossing.