Als ik loop, kijk ik meestal naar de stoep. Heeft niets met karakter of zo te maken, maar ik struikel gewoon nogal snel. Echt. Stoepstaren heeft ook voordelen: je ziet nog eens wat.
Gisteren op weg naar huis zag ik een gipsgebitje liggen. Je weet wel, zo eentje die je vroeger bij de orthodontist meekreeg als compensatie voor alle pijn en ellende. Het tandvlees kleurde ik dan met potlood in een levensecht oud-roze. En maar hopen dat het allemaal goed zou komen. Wat ook gebeurd is.
Maar ja, wat doet zo’n gipsgebitje nou midden op de stoep? Dit lijkt me toch geen kwestie van opzet. Maar als je het laat vallen, is het geheid kapot. Vreemd.