Laatst kreeg ik de vraag of ik iets kon vertellen over ademsteun als middel om je stem meer bereik te geven, voller te laten klinken, en vooral: muzikale frasen te kunnen zingen ‘op een adem’.
Ademsteun houdt in dat je je uitademing gecontroleerd doseert. In plaats van in een keer je adem ‘weg te geven’, vergroot je de duur van je uitademing (in technische termen: je laat door het bewust aanspannen van bepaalde spiergroepen je middenrif gedoseerd terugkeren naar z’n uitgangspositie).
Adem-addertje
Op zich is ademsteun een prima techniek. Sterker nog, als je bestaande muziekstukken zingt, kun je niet zonder. Lange tonen zingen, fraseren, tekstbehandeling, spelen met dynamiek: dat lukt alleen als je een bepaalde mate van controle hebt over je stem en je ademstroom.
Maar er zit ook een addertje onder het gras: ademsteun vertaalt zich vaak in het geforceerd aanspannen van spieren, waardoor je je lijf vastzet, en je adem niet meer vrij kan stromen. Hierdoor bereik je precies het tegenovergestelde van wat je voor ogen had: je klank wordt klein en iel. Op termijn kan teveel spierspanning zelfs schadelijk zijn voor je lijf. Met name je hals- en borstgebied zijn kwetsbaar in dat opzicht.
Veerkracht
Er zijn ook andere manieren je stem vol en klankrijk te laten klinken. Als alle ademruimtes in je lijf open en geactiveerd zijn, als je middenrif juist beweeglijk en vrij kan blijven, wordt je hele lijf tot klankkast. Van weefsel tot organen tot botten: alles trilt mee met de klank die je maakt. De kracht die dan ontstaat is niet de kracht van spanning of vasthouden, maar de kracht van beweeglijkheid: veerkracht.
Oprichting
Een manier om deze veerkracht te ervaren, is gebruik te maken van de zwaartekracht, en ons vermogen om ons daarin op te richten. Probeer maar eens:
- Ga staan in een lichte spreidstand.
- Laat een inademing komen en zak op die inademing licht door je knieen.
- Zet je af vanuit je hielen en laat je uitademing als het ware vanuit de grond, door je hielen, kuiten, knieeen, bovenbeen en bekkengebied naar boven stuwen.
- Doe dit een paar keer zonder klank.
- Probeer het daarna eens met een oe-klank.
- Let er hierbij op dat je de klank echt vanuit de grond laat komen.
- Zing niet langer door dan je adem toelaat. Korte adem? Dan ook een korte klank. De lengte neemt vanzelf toe naarmate je vaker oefent.
- Doe de oefening niet te lang, en neem de tijd om na te voelen.