Trouwe lezers van mijn log weten inmiddels dat ik het toeval aan mijn broek heb hangen: als ik met een lege muur zit, staat er een schilderijenverkoper voor m’n deur; als ik met een vraag zit, komt er iemand voorbij die me daar van alles over kan leren; als ik denk dat ik met rare mensen in de trein zit, blijken het kunstenaars te zijn.
Dit weekend had ik weer zo’n situatie: ik moest zingen in een huwelijksmis. Gebeurt vaker, mensen trouwen om de haverklap (gelukkig hoef ik niet te zingen bij scheidingen, dan zou ik m’n baan op moeten zeggen. U raadt het al, ik ben niet zo van het huwelijk).
Nagoed, ik sta daar een lekker partijtje weg te zingen en bekijk het bruidspaar eens goed. Mijn koor staat naast het altaar, aan de zijkant, dus we hebben altijd VIP-uitzicht; samen met de pastoor zijn we eigenlijk de enigen die het stel van de voorkant kunnen bekijken. Vandaar ook dat de meeste trouwjurken een hele mooie achterkant hebben, dat is het enige gedeelte de andere negentig procent van de aanwezigen te zien krijgt. En daar leg je dan een kapitaal voor neer. (U raadt het al, ik ben niet zo van het huwelijk).
Ik dwaal af.
Tijdens het zingen overviel me opeens een gevoel van herkenning. Die bruidegom kwam me toch wel heel bekend voor. Z’n naam ook, al kon ik die niet meteen plaatsen. En dat’ie een jongere broer had, deed ook een belletje rinkelen, zij het heel erg ver weg. Halverwege de mis kon ik opeens alle losse eindjes aan elkaar knopen. Het resultaat van dat knoopwerk was wel heel onwaarschijnlijk, todat de bruidgom zijn mond opendeed om z’n huwelijksgelofte uit te spreken: dit was duidelijk geen plaatselijke bewoner, dit was import. En wel uit mijn geboortestad!
Na afloop van de mis was ik erg benieuwd of ik inderdaad de juiste knopen had gelegd, en jawel: de bruidgom was dezelfde kleine G. met wie ik meer dan twintig jaar geleden in het kinderkerkkoor heb gezongen.