Disney doet rare dingen met je geheugen.
Toen we er waren, keken Cypher en ik elkaar om de tien minuten vertwijfeld aan. “Wat doen we hier in godsnaam?”, vroegen we ons af terwijl we door hele nare Disney-ordebewakingsmannetjes werden teruggejaagd achter onzichtbare lijntjes-ter-bescherming-van-de-bijna-op-
handen-zijnde-ongelofelijke-onvergetelijke-all-american-
Disney-parade. Die vijf minuten duurde. Ik weet niet of het u al is opgevalllen, maar zowel Mickey (ettertje) als Donald (sympathiek, want loser) kijken zo scheel als de neten.
Quelle horreur, zeg maar.
En echt, we hebben het geprobeerd hoor. Nog in Nederland was ik echt van plan om Cypher te voorzien van een kek paar Mickey-oren, en zag ik mezelf al helemaal rondlopen met een Stampertje-staartje (dat in deze contreien overigens ‘plompje’ wordt genoemd, maar dat terzijde). Maar eenmaal in Parijs wilde het maar niet opschieten met onze vrolijkheid. De leegte overviel ons een beetje. Best vreemd, in een meer dan vol park.
Maar eenmaal thuis gebeurde er iets raars. Naarmate de dagen verstreken, ontstond er in ons hoofd een vrolijk, zonovergoten, kleurrijk feest, waarin wij werden omringd door de warmte van die grote familie die Disney heet. Ik zou zelfs bijna zweren dat er roze en blauwe vogeltjes om onze hoofden hebben gevlogen.
Ze zijn niet dom, daar bij Disney. Helemaal niet dom.